In het najaar van 1982 ging 'Het is theater zoals te verwachten en te voorzien' was in première. Het werd Jan Fabres controversiële maar ook veel besproken inbraak in het theaterlandschap. In 2012, dertig jaar later dus, waagt Fabre zich met een groep jonge wolven aan een zogenaamde re-enactment: een herneming waarbij het origineel als referentie fungeert, een (utopisch) streven naar een zo authentiek en waarheidsgetrouw mogelijke voorstelling.
De theaterkunstenaar Fabre is ervan overtuigd dat dit historisch oeuvre ook vandaag nog een waarachtige en subversieve kracht uitdraagt: met deze re-enactment gaat Fabre de confrontatie aan met een nieuw publiek van een nieuwe tijd...
Prof. Dr. Luk Van den Dries:
‘Het is theater zoals te verwachten en te voorzien was’: deze titel klinkt meteen programmatisch. ze bevestigt een genre (het is theater) vanuit zijn traditie (te verwachten en te voorzien was). heden en verleden slaan hier de handen in elkaar met een vergelijking (zoals) die het handjeklap alleen maar lijkt te versterken. De titel leest als een tautologisch schema: wij bevestigen hierbij dat het om theater gaat, dus het is theater!
De tautologische structuur van de titel (‘het is zoals het was’) is in wezen echter een dubbele negatie. De productie is namelijk géén theater en al zeker niet zoals het te voorzien was. wat te verwachten was is fictie, acteurs die een rol spelen, die andermans tekst hebben geleend en doen alsof ze die woorden ter plekke bedenken. Theater als leugen, als schijnvertoning, als twee uur durende fictionele pauze in de maalstroom van het leven. Fabres productie staat haaks op de normale genre-indelingen. het is meer werk dan spel, meer realiteit dan fictie, meer beleefde duur dan voorgestelde tijd, meer echte ruimte dan voorgestelde plaats.
Met de zeer affirmatieve titel ‘Het is theater zoals te verwachten en te voorzien was’ creëert Fabre een universum dat het theater op zijn grondvesten doet beven en als een aardverschuiving wat nog rechtop stond aan mogelijke definities even vakkundig als definitief in elkaar doet stuiken. ‘Het is theater zoals te verwachten en te voorzien was’ presenteert zich namelijk als een werkdag die acht uren duurt en waarin personen een aantal handelingen herhalen en zich daardoor duidelijk in het zweet werken tot ze afgemat raken en de werkvloer opnieuw verlaten. Deze theaterwerklieden hebben gedurende die acht uren een aantal onderdelen geassembleerd: ze hebben zakken zand laten leeglopen, ze hebben yoghurt van de vloer opgelikt, ze hebben zich om ter snelst aan- en uitgekleed, ze hebben zich ingesmeerd met scheerzeep en dat weer afgewassen, enzovoort: alles samen zo'n 18 handelingen die samen een Fabre-theaterwerkdag vormen. De bezoekers van hun kant lijken eerder op toeristen die met een zekere verbazing en ongeloof dit bijzondere gebeuren gadeslaan, ze kunnen wanneer ze dat willen gerust even bij de bar verpauzen om daarna terug te keren, ze zijn volledig vrij om op hun eigen manier door die dag te komen.
Boven alles deconstrueert ‘Het is theater zoals te verwachten en te voorzien was’ de core-business van het genre. Het rekent af met de schone schijn en met wat Coleridge zo treffend ‘the willing suspension of disbelief’ heeft genoemd. De arbeid die hier geleverd wordt is écht, de slagen die uitgedeeld worden komen aan, de uitputting is niet gespeeld. De bezoekers delen in de defictionele klappen door ook hun uithoudingsvermogen op de proef te stellen en hen elk herkenbaar houvast te onthouden. ze kijken naar iets dat zich op een radicale manier onkenbaar heeft gemaakt. iets dat enkel naar zichzelf verwijst, zoals elke arbeid in wezen doet. wanneer aan het einde van de arbeidsdag opnieuw de geluidstape wordt opgelegd van de beginscène, kan de werkdag opnieuw beginnen, zoals elke willekeurige werkdag.
‘Het is theater zoals te verwachten en te voorzien was’ heeft dus alles van een zelf-voorspelling. het zet zijn eigen grammatica voorop. Esthetisch sluit het aan bij de assemblage en de installatie. Voor wie het kan lezen zijn er referenties naar beeldend kunstenaars als Iannis Kounellis en Schnabel, maar vooral veel referenties naar het universum van Jan Fabre zelf met zijn gebruik van schildpadden, scheerschuim, kaarsen op zwiepende stoelen, papegaaien en parkieten, ingrediënten die hij al in zijn beeldend werk had gebruikt. en voor wie nog beter kan lezen biedt ‘het is theater zoals te verwachten en te voorzien was’ een introductie tot de fascinaties van een auteur-regisseur: zijn omgang met discipline, met de macht van de herhaling en de herhaling van de macht, met de verstikking én heropleving van het individu, met het feest van de dood temidden van het opschietende leven.
Met zijn duidelijke eighties-look van super 8 projectoren, cassetterecorders, vleeshaken en zwart/wit kostuums slaat Fabre een krater in het toenmalige theater. met zijn tautologische titel deelt hij een mokerslag uit waar het theater nooit meer van zal herstellen.
regie Jan Fabre muziek Guy Drieghe kostuumontwerp Pol Engels regie-assistentie Miet Martens, Renée Copraij
cast Maria Dafneros, Piet Defrancq, Melissa Guérin, Carlijn Koppelmans, Lisa May, Giulia Perelli, Gilles Polet, Pietro Quadrino, Kasper Vandenberghe realisatie
kostuums Katarzyna Mielczarek technische leiding Thomas Vermaercke, Geert Van Der Auwera productieleiding en tourmanager Helmut Van Den Meersschaut productieleiding 2012 Tomas Wendelen stagiaires Giulio Boato (dramaturgie) (Universiteit Bologna), Yorrith De Bakker (performer) (Artesis Hogeschool, Antwerpen), Zafiria Dimitropoulou (performer) (Karolos Koun Art Theatre School, Athene)
productie re-enactment 2012 Troubleyn/Jan Fabre in co-productie met deSingel Antwerpen, Romaeuropa Festival
première 21.07.2012, Halle G, MuseumQuartier, Impulstanz Festival Wenen